Kristi Stassinopoulou

Art Base, Brussels, Belgium

FOLKRODDELS.be – Review

Grieks folkduo hondsfier over hun rol als ‘bruggenbouwers’ over de generaties en de culturen heen. (Concertverslag)

Kristi Stassinopoúlou & Stathis Kalyviótis in Art Base in de Zandstraat 29 te Brussel op zaterdag 17 april 2010.

De aankondiging als ‘Greekadelia Folkduo’ maakte wellicht niet veel duidelijker, maar aan de fans van Griekse muziek en folk in het bijzonder hoef je Kristi Stassinopoúlou & Stathis Kalyviótis nauwelijks voor te stellen. Opnieuw slaagde Art Base erin om een grote Griekse naam te vinden voor concerten in de kleine kunstgalerij. Net als bij Savina Yannàtou gaat het om musici die in eigen land en ook daarbuiten grote zalen vullen, zij het dan meestal met band. Stassinopoúlou & Kalyviótis traden zelfs uitsluitend in grotere formatie op tot januari van dit jaar. Toen werden ze in Londen gevraagd en omdat de groep niet kon, maakten ze van de nood een deugd. Tot hun eigen verbazing werkte wat ze deden ook als duo, zelfs als dat betekent dat Stathis daar vier tot zes handen voor nodig heeft. Kristi maakte er in het begin van het concert een grapje rond, hoe Stathis in de Indische god Shiva zou veranderen.

Wij hadden gereserveerd voor het tweede concert op zaterdag, in de mening dat het twee dagen storm zou lopen. Maar dat was niet het geval: te weinig naambekendheid bij de Belgen, al iets moeilijker voor vele Brusselse Grieken. Vrijdag was er het eerste optreden. Er waren naar verluidt toen niet zoveel toeschouwers, maar die kwamen wel op zaterdag terug en daardoor verdubbelde het aantal, wat de sfeer altijd ten goede komt. We hadden het geluk om bijzonder vroeg in Art Base aan te komen en maakten daardoor de ‘soundcheck’ mee, t.t.z. het duo was aan het jammen en beleefde zichtbaar veel plezier aan het experimenteren en ‘uittesten’ van een Indische mantra met vocalises en harmonium van Kristi en met Stathis op akoestische en elektrische gitaar. Het was een concert waard. Ze hielden pas op toen vrienden binnenkwamen.

Voor het imposante verleden van beide artiesten verwijzen we graag naar de zeer recente en omstandige bio die je vindt op dé site voor liefhebbers van Griekse muziek, www.skopos.be . Het blijkt dat Kristi en Stathis een gelijkaardige evolutie meemaakten als zoveel tijdgenoten, die ‘volhardden in de boosheid’: na een eerste loopbaan met commercieel succes, die eindigt als ook het succes uitdooft, komt er een periode van zoeken, van grenzen en mogelijkheden verkennen wat dan uitmondt in een nieuw evenwicht. De artiest vindt zijn/haar dada, een unieke stijl of invalshoek die goed aansluit bij de eigen muzikale persoonlijkheid. Stathis was ooit punkrocker, maar dan één die ook thuis was in de rebètika, Kristi vertegenwoordigde Griekenland op het Eurovisie Songfestival in 1983 (14e op 20… een ‘Belgische’ score!): ook dat is een vorm van leergeld betalen.

In haar vroege jaren kwam ze in contact met zeer diverse muzieksoorten: de Atheense leerde in het zuidelijke Kalamàta, waar ze hele zomers verbleef, Byzantijnse hymnen kennen (het enige wat er daar in die tijd aan muziekleven bestond, blijkbaar) maar luisterde er evenzeer naar de radiostations van de Balkan, het Midden-Oosten en Afrika. De Egyptische Oum Kalsoum was haar dus al even vertrouwd als de componist van Orthodoxe hymnen, Petros ‘Lambadàrios’ Peloponnísios, de ‘Griekse Bach’. In het Athene van het eind van de sixties streken dan de hippies neer: die brachten JEFFERSON AIRPLANE mee, en van daar ging het naar VELVET UNDERGROUND en nog later Patti Smith. Maar Kristi luisterde ook intens naar de dimotikà, de volkse muziek, al werden die in die tijd gelinkt aan de gehate kolonels en streek ze daarmee haar jonge tijdgenoten tegen de haren in. Ze onderging de invloed van de grote ethnomusicoloog Simonas Karas, van de ‘Griekse Dylan’ Dionysis Savvópoulos en van de één der diva’s van de dimotikà, Mariza Koch. Nog een sleutelfiguur, componist en pianist Mimis Plessas ‘ontdekte’ haar stem. Tegelijk leerde ze tot twee maal toe dat musical en (muziek)theater niet haar ding waren. Om maar te zeggen dat Kristi een uitermate brede waaier van invloeden absorbeerde.

Zoals bijna iedereen kwam ze in de vroege jaren tachtig in contact met de reus onder de groten, Manos Hadjidàkis. Die had in de smiezen dat Kristi een bijzonder talent was. Met het verschijnen, in 1986, van haar eerste eigen plaat, ‘Kristi Stassinopoúlou‘, waar ze de teksten zelf van schreef, leek ze finaal de pop en rockrichting uit te gaan. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan: in 1989 richtte ze met de tien jaar jongere Kalyviótis de rockgroep SELANA (‘Maan’ in Oud-Ionisch) op. Dat was een beslissende stap omdat Selana af en toe optrad als de begeleiders van de jong in 1990 gestorven, zeer geliefde en invloedrijke Pavlos Sidirópoulos, de eerste Griekse rocker die ook Griekse teksten hanteerde (als we even Savvópoulos niet als ‘rocker’ beschouwen) Anderzijds speelde Selana zelf een stijl die ze zelf ‘ethnopunk’ doopten, een confrontatie van garagepunk met psychedelica en Griekse traditionele muziek! Daarmee was de… toon gezet.

1992 markeert het begin van de samenwerking met zielsverwanten Panayótis Kalantzópoulos en Evanthía Reboútsika. Die twee kwamen een tiental jaar geleden trouwens op Sfinks festival, samen met topzangeres Elly Paspalà. De twee singer-songwriters schrijven bijna alles van de cd ‘Sti Limni me tis Parapôunes’ van Kristi en haar mensen. In de jaren negentig schrijft Kristi twee… bestsellers, want ook op literair vlak is ze actief. Maar het is de cd ‘Yfandókosmos’ (‘Geweven Wereld’) van 1997 die het werk brengt dat in binnen- en buitenland zo goed onthaald wordt: traditionele liederen (en lange niet alleen Griekse!) naast volledig eigen werk met teksten van Kristi. Dit wordt het waarmerk van de samenwerkende genootschap. Op ‘Ichotrópia’ (‘Klankkleuren’, 1999) komt er elektronica erbij, maar het duo behoudt het overzicht. in de kern blijft het dimotikà. Typevoorbeeld is het nummer ‘Sol Invictus’, dat live nooit ontbreekt: eigen tekst en muziek, maar onmiskenbaar ook Noord-Grieks en oosters tegelijk. Dat zorgt voor het merkwaardige fenomeen dat het duo over de generaties heen gewaardeerd wordt.

Kristi: ‘Waar gewaardeerde dimotikà stemmen als Mariza Koch, Yota Veï en Xanthíppi Karathanàssi zo goed als uitsluitend de oudere generatie bereiken, komen naar onze concerten ook punks, fans van grunge en ga zo maar door. Als die via onze muziek ertoe komen naar het ‘oorspronkelijke’ te gaan zoeken, en dat gebeurt effectief, hebben we ons doel bereikt.’ Dank zij deze benadering en met de steun van de internationaal denkende, dynamische en visionaire talent scout Thalia Iakovídou steekt het duo al snel de landsgrenzen over (wat zelden gebeurt met de toch zo ‘hermetische’ en zelfgenoegzame Griekse artiesten) Op de volgende platen zet de trend zich door: met ‘Ta Mystikà ton Vrachon’ (‘Het Geheim van de Rotsen’, 2002) leerden we Kristi en Stathis (eindelijk!) kennen (we schreven indertijd een lovende review voor Rootstown Music zaliger) en de plaat werd zowaar één op de World Music Charts Europe (samengesteld uit de keuze van vaklui uit 23 landen) om maandenlang in de top te kamperen, een zeker teken dat de aanpak aansloeg.

Thalia, die we zelf heel goed gekend hebben en wier aanpak we in Hellas nu deerlijk missen, stierf in 2004 aan kanker. ‘Taxisdoscópio’ (‘Reisdagboek’, 2006) betekende weer een volgende stap: alles werd nu thuis ingespeeld, opgenomen en geproduceerd, maar toch was er plaats voor heel wat jonge, veelbelovende muzikanten als Stelios Petràkis. Sinds die tijd trekken ze de wereld rond, zonder het thuisland te vergeten. Ze hebben wel hun eigen trekjes: geen televisie voor Kristi. Misschien is dat te ‘danken’ aan de eerdere slechte ervaringen met het medium? Sommige liederen brengen ze principieel niet live omdat die verbonden zijn aan Thalia. Stathis heeft zijn opname apparatuur constant in de aanslag. Die opnames verwerkt hij dan in concerten (je moet opletten wat je zegt in hun buurt, zeggen ze zelf!) en inderdaad, geregeld duiken stemmen op, die zorgen voor de juiste sfeer tijdens een lied. We vermoeden ook dat ze nooit twee keer iets op dezelfde manier spelen: arrangementen worden voortdurend hernieuwd, aangepast aan de omstandigheden.

Op geluidsdrager is het laatste wapenfeit de bijdrage van Kristi aan de merkwaardige ‘Jynèkes stin Paràdosi’ (‘Vrouwen in de Traditie’, 2009) waarop de werkelijk allerbeste Griekse zangeressen verzameld zijn (Melina Kanà, Nena Venetsànou, Glykería, Lizeta Kalimèri, Alkistis Protopsàlti, Marió, Yota Veï, Savina Yannàtou…) Het zijn niet noodzakelijk allemaal dimotikà zangeressen, zeker niet, maar het volkse is geen zaak van instrumentkeuze of stilistische opties, wel van een grondhouding, een benadering. Ondanks het gebruik van ‘oneigenlijke’ instrumenten als het harmonium, naast ‘traditionele’ luiten, gitaren en typisch Griekse percussie, ondanks het gebruik van samplers en elektrische gitaren is wat Kristi en Stathis doen in essentie ‘volksmuziek’, ‘hedendaagse folk’. Niemand maakt zich toch zorgen over het gebruik van de cajon in de flamenco, terwijl dit Zuid-Amerikaanse instrument pas door Paco De Lucia in de flamenco werd geïntroduceerd?

Het concert van de zaterdag begon al meteen met een ‘stunt’: Kristi had lang geleden een liefdeslied van Thracische oorsprong leren kennen, waarin de ‘zanger’ beloofde ‘nooit meer te zingen’. Dit lied had ze gevonden in veldopnames van onbestemde afkomst: meteen was de schoonheid van het lied haar opgevallen, maar het was pas toen ze realiseerde dat de ik-persoon een… priester was, dat ze begreep waarom die man niet meer wilde ‘zingen’. Opgenomen ritmes ondersteunen hier de luit en het harmonium, maar je hoort die niet eens, zo in de ban raak je van deze wellicht eeuwenoude hymne. Elk lied becommentariëren zou ons te ver leiden, al waren ze stuk voor stuk om één of andere reden bijzonder te noemen. In het eerste deel kregen we het al vermelde en zeer indrukwekkend gebrachte ‘Sol Invictus’ (geïnspireerd door wat Kristi las over zonne- en soldatengod Mithras) direct gevolgd door ‘Kanelloriza’ (‘Wortel van de kaneelboom’) dat een als een soort ‘ritournelle’ opgebouwd is. Het is een melodie uit Byzantijnse tijden (zeer oud dus, maar voor één keer niet religieus), waarin de schoonheid van een meisje verheerlijkt wordt, meisje dat dan ook uit de zon moet blijven om haar huid niet te beschadigen, zowat het omgekeerde van ‘Sol Invictus’ dus.

‘Ta Mystikà ton Vrachon’ ontbreekt niet, maar verrassing is wel… ‘Carey’ van Joni Mitchell (uit haar briljante album uit 1971, ‘Blue’) Wie zich afvraagt wat het verband is met Hellas, moet weten dat die song geschreven werd met het Zuid-Kretenzische Màtala, lange tijd pleisterplaats van de hippies die zich in de krijtrotsen vestigden, als decor (‘The wind is in from Africa…’ en ‘Beneath the Matala moon…’) De al vermelde Sidirópoulos zei dat zijn ontmoeting met Joni aldaar het keerpunt in zijn leven was, dat hij koos voor de loopbaan die hem daar en dan, helaas te kort, aangereikt werd. Kristi‘s benadering doet denken aan Joni, maar toch legt ze er een eigen accent in. Kristi switcht het harmonium geregeld met o.a. een volwaardige gitaar maar met een vreemde driehoekige en heel kleine klankkast (naar het schijnt ontworpen om de gitaar ‘reisvaardiger’ te maken), een opgenomen Indische tanbur, sfeervolle geitenbellen, zilia (belletjes) en percussie als een defi (tamboerijn) Stathis bespeelt naast luit en gitaren de darboeka. Maar hij slaagt er ook in uit elektronica muziek te halen door klanken en samples te combineren, wonderlijk als je er zo dicht bij zit.

Het tweede deel is zo mogelijk nog boeiender. Kristi staat bekend om haar vertelkunst en al wijdt ze nooit uit, je krijgt als toehoorder alle gewenste informatie (en wat je je nog afvraagt, vraag je dan maar achteraf!) We noteren een sfeervol ‘The Edge of The Horizon’ (uit ‘Ichotrópia’), gevolgd door een traditioneel en romantisch Klein-Aziatisch lied dat Kristi bracht met een waterval aan melismen (ook die oriëntale stijl kent geen geheimen voor haar) Daarop ‘Diamandoúla’, een Macedonische ballad, die haar de idee ontlokt dat vele van die oeroude liederen de tabloids van hun eigen tijd waren. In ‘Kalima’, genoemd naar de wind uit de Sahara, horen we hele hoge vocale uithalen in berberstijl en wordt er een gnaoua trance opgeroepen. Zo gaat het voortdurend af en aan. Jammer dat deze rijkdom slechts door een handvol mensen aanhoord wordt, denk je dan, temeer daar het niet makkelijk moet zijn om deze rasartiesten weer naar hier te krijgen.

In de bisnummers horen we ‘Jaffa’, over hoe Kristi in tempore non suspecto Israelische en Palestijnse gezinnen samen zag spelen en picknicken op het strand. ‘There was some HOPE then’. Die hoop meen je ook te horen in de oriëntale tonen van de luit. Ze sluiten af met het traditionele en al even ‘hoopgevende’ ‘Mera Mèrose’, ode aan de zonsopgang boven de Egeïsche Zee na een nachtelijke glèndi, Grieks feest, ook bekend in de versie van o.a. Yannàtou met PRIMAVERA EN SALONICO. Op YouTube vind je hun versie n.a.v. de viering in het Londense Roundhouse van 30 jaar fRoots magazine op 22 januari van dit jaar. Dat was trouwens de in de eerste paragraaf vermelde ‘maiden trip’ van Kristi Stassinopoúlou & Stathis Kalyviótis!

In de gesprekken achterna valt het op dat Kristi hondsfier is over haar rol als ‘bruggenbouwer’ over de generaties en de culturen heen. Heel haar leven ademt muziek. Ze praat nu al over wat ze gaat doen aan muzikale studies als ze ooit niet meer in staat is te toeren! Zelden zo’n vurige ‘liefdesverklaring’ aan een passie gehoord. We krijgen zelfs persoonlijk advies, dat we in oktober naar het eiland Hydra (waar ooit Leonard Cohen nog woonde) moeten gaan voor de jaarlijkse bijeenkomst van degenen die zich met rebètika bezig houden.

Antoine Légat (26 04 10)

PS Met dank aan Luc Pardon van Skopos en Frans De Clercq van Art Base.