Het is niet al kommer en kwel in het hedendaagse Hellas. Maar het scheelt niet veel. Ook muzikaal heeft het land te kampen gehad met tegenslagen, zoals het veel te vroeg verdwijnen, begin 2011, van singer-songwriter, producer en denktank Nikos Papazoglou, die als geen ander de link legde tussen oud en nieuw. Ook het fatale ongeval van cineast Theo Angelópoulos, in januari dit jaar, was een klap. De statige maar zeer indringende, bijwijlen onaards mooie muziek voor zijn films kwam steevast van Elèni Karaind(h)rou (die zelfs geen lemma heeft in de Nederlandstalige Google…): ‘Landschap in de Mist‘, ‘Een Eeuwigheid en een Dag‘, ‘De starende Blik van Odysseus‘, ‘Het Stof van de Tijd‘… Wie al jaar en dag die link tussen oud en nieuw weet te verklanken, zijn Kristi Stassinopoùlou en Stathis Kalyviótis. Beiden hebben de meest vreemdsoortige muzikale waters doorzwommen, Griekse en niet-Griekse, te veel om op te sommen. De meest recente synthese hiervan heet ‘Greekadelia‘ en verenigt (heel) al die elementen op een harmonische wijze…
Stathis was ooit punkrocker die tegelijk ook de oude rebètikaomarmde, de niet altijd even succesvol met de gelijktijdige Amerikaanse blues vergeleken stedelijke muziek van de Griekse zelfkanters, die een dubbele bloei kende in het eerste deel van de twintigste eeuw (al is die zgn. ‘Piraeusstijl‘ maar een facet van de rebetika) Kristi leerde vroeg de byzantijnse hymnen kennen, de Orthodoxe a capella gezangen, maar werd beinvloed door alles wat er tijdens en vlak na de dictatuur der kolonels muzikaal leefde in Hellas, van Jefferson Airplane, Velvet Underground tot Patti Smith, van de dhimotikà (de volksmuziek, via zangeres Mariza Koch), de opkomende Griekse rock (rockband Socrates met gitarist Yannis Spatha) en de ‘Griekse Bob Dylan‘ Dionysis Savvopoulos, de invloedrijke klassieke pianist en componist Mimis Plessas en, vooral, toondichter van het kunstlied Manos Hadjid(h)àkis, vriend, medestander én tegenhanger van Mikis Theod(h)oràkis.
De invloed die Hadjidàkis toen had op de Griekse muziek kan nauwelijks overschat. Het ontdekken van nieuw talent was daar een exponent van. Het belette Kristi niet om, zoals zovele van de knappe zangstemmen, waar Griekenland toen zo in grossierde, tegelijk ook commerciele paden in te slaan. Zo vertegenwoordigde ze in 1983 haar land op het… Eurovisie Songfestival. Van zijn fouten leert men en eind jaren tachtig richt ze, ditmaal met Stathis, rockband Selana op. Die trad enerzijds op als begeleidingsband van jong gestorven Griekse rocker Pavlos Sidiropoulos, de eerste die Griekse teksten schreef. Anderzijds linkte Selana garage en psychedelica aan Griekse traditionele muziek. Ze hadden er een naam voor: ‘ethnopunk‘. Het laatste duwtje, de finale eye-opener gaven singer-songwriters Panayótis Kalantzópoulos en Evanthía Reboùtsika, die voor Selana een hoop songs schreven. Hun hedendaagse visie werkte als een katalysator.
Dat leidt tenslotte tot baanbrekende en goed ontvangen cd’s als ‘Yfandókosmos‘ (‘Geweven Wereld‘, 1997) en ‘Ichotrópia‘ (‘Klankleuren‘, 1999) Kristi en Stathis slaagden erin om generaties te overbruggen. De jongeren hadden tot dan toe niet veel moeten hebben van de ‘oubollige’ en aan ‘verkeerde politieke ideeën’ gekoppelde volksmuziek, maar kregen nu de kans om die dhimotikà te ontdekken in een volledig nieuwe, moderne setting. Die prachtige platen klokten ook die die jonge mensen naar de concerten. Met ‘Ta Mystikà ton Vrachon‘ (‘Het Geheim van de Rotsen‘, 2002) ging ook het buitenland overstag, en niet zo’n klein beetje. Die cd haalde de top van de World Music Charts Europe en bleef daar vijf maanden lang parmantig staan. Opvolger ‘Taxidoscópio‘ (‘Reisdagboek‘, 2006) was de eerste cd die ze thuis opnamen, waardoor ze volledige artistieke vrijheid verkregen. Hoewel Kristi daarna nog deelnam aan een boeiend project (‘Jinèkes stin Paradosi‘, ‘Vrouwen in de Overlevering (Traditionele Muziek)‘, 2009, samen met de allerbeste Griekse zangeressen) bleef het relatief stil rond het duo. Ze waren gewoon druk bezig met overal concerten te geven, soms voor een hoop volk, want ze beschikken over een hele band, maar sinds vrij korte tijd, sinds januari 2010 om precies te zijn, ook als duo in beperkte kring: zo deden ze verschillende malen de kleine Brusselse Art Base kunstgalerij aan, waar allerlei (akoestische) kunstvolle muzieksoorten aan bod komen via vaak grote namen in hun vakgebied. Veel Grieks, maar evengoed tango, Indisch klassiek, flamenco, enzovoort.
Sinds enkele weken is er ‘Greekadelia‘, een epitheton waarmee hun muziek ooit bedacht werd e dat ze graag overnamen voor de cd (Ian Anderson van fRoots bedacht ze), omdat het goed uitdrukt waar ze mee bezig zijn. Het ‘psychedeliseren‘ van de dhimotikà gebeurt, zo stellen ze het zelf graag voor, vanuit het respect voor die traditie. Wie de oudere cd’s kent, weet precies wat ze bedoelen. De nieuwe ‘Greekadelia‘ breit daar consequent een vervolg aan. Meer nog, je voelt hoe ze de benadering verfijnen. Dat de cd meteen weer naar de hogere regionen van dezelfde World Music Charts Europe schoot, heeft dus niet enkel te maken met de honger naar nieuw werk na een lange stilte. Ze namen de cd ditmaal op zonder hulp van buitenaf, in duo, zoals ze dat tegenwoordig steeds vaker doen. Dat maakt dat Kristi niet alleen zingt maar ook het harmonium bespeelt. Dat kocht ze in India, waar het, net als in Pakistan, niet van de muziekscène weg te denken valt. Ze verwijst daarbij ook graag naar Nico van Velvet Underground, en naar de beat poets als Allen Ginsberg, die het harmonium veelvuldig gebruikten.
Allerlei kleinere percussie, vaak van een onverwachte soort en komaf, behoren ook tot haar panoplie. Stathis heeft zich bekwaamd op de laoùto, de Griekse luit, maar daarnaast bespeelt hij de elektrische gitaar (doch niet op deze cd, blijkbaar), verwerkt hij samples en ‘veldopnames’ alom (in zijn buurt nooit een onvertogen woord zeggen! Smile, you’re being recorded!), die hij dan graag loopt. Het openende ‘Matia san kai dika sou‘ (we schrijven de titels zoals ze er staan al volgen we eigenlijk liever een andere transcriptie) is indicatief. Dit bekende volkslied begint met geluiden afkomstig van zeeschelpen (van Sofia Barki) en wordt doorspekt met samples van scheepsgeluiden en kapiteins van ferryboten. Wie in Griekenland ooit aan island hopping gedaan heeft, is vertrouwd met die door het hele schip over slechte luidsprekers schallende bevelen in langwijlig Grieks en schabouwelijk Engels. Die traditie verdwijnt want ook die commando’s komen tegenwoordig uit de computer. En het vliegtuig vervangt steeds vaker de ferry. Maar het schept een sfeer van ‘we gaan op reis‘.
De plaat dwaalt inderdaad doorheen het Griekse vasteland en zijn duizenden eilanden (waarvan er eigenlijk maar zo’n tweehonderd bewoond zijn) Want zijn er massa’s liederen die tot het ‘groepsgevoel’ van elke Helleen behoren, er zijn ook streekgebonden dansritmes en songs. Het volgende lied, bij voorbeeld, komt uit de Dodecanese, de groep van de twaalf eilanden. Dat ‘Anamesa Nissirou‘ ademt al een heel andere, klaaglijke atmosfeer dan de opener: een schip verkeert in nood, men bidt tot Maria, de dood vertoont haar akelig gezicht. Zeegeluiden maken het dramatisch kader compleet. Alles kan. Meditatief en vol verlangen (naar de afwezige geliefde persoon of het ouderlijk gebied dat men moest verlaten, een vast thema in de Griekse liederen, gezien de emigratie, de volksverhuizingen, het verplicht in dienst gaan van de oudste zoon in het Turkse leger, het afscheid van de bruid bij het huwelijk, enzovoort), vrolijk en vol levensvreugde, of repetitief als in ‘Rodo tis Protanastasis‘, alle stemmingen komen aan bod.
Het gekozen repertoire zal de liefhebber van dhimotikà niet verbazen, maar het is goed dat deze liederen een breder publiek bereiken: ‘Me gelasan ta Poulia‘, ‘Halassia mou‘, ‘Mes tou Aegeou ta Nera‘ behoren tot het collectieve geheugen van de Grieken evenals ‘Nerantzoula Fountomeni‘ dat tot ver buiten het Griekendom bekend raakte als ‘Neranzoula‘ via ‘Odes‘, de eerste van twee platen waarop actrice Irène Papas (Irini Papà voor de Grieken) samenwerkte met Vangelis Papathanassiou. Er zit zelfs een slepende amanès tussen (klaaglijk lied waarbij de kreet ‘amàn‘ de woorden onderstreept, tijd wint om de volgende improvisatie voor te bereiden of gewoon dient om de virtuositeit van de zanger te demonstreren), ‘Marenomai‘. Ook zeer fraai is de patinadha, het Klein-Aziatische staplied ‘Erhomai ki esy Koimasai‘, met Stathis’ tweede stem als byzantijnse bourdontoon.
Dertien nummers geven meer dan zestig minuten muziek van de bovenste plank, met liefde gemaakt door artiesten met een missie. Je kan veel slechter vinden dan ‘Greekadelia‘. Het zit erin dat het duo binnenkort weer in Brussel neerstrijkt. Vorige maal speelde ze al heel wat uit dit repertoire… naast bij voorbeeld een eigen versie van ‘Carey’ dat Joni Mitchell in Màtala op Kreta schreef. Sidirópoulos’ ontmoeting met Joni op Kreta gaf hem de boost om zich definitief op de muziek te storten en op zijn beurt inspireerde hij Kristi en Stathis ten tijde van Selana om op het ingeslagen pad verder te gaan. De wereld is klein en alles keert terug! Laat u daarom bekoren door liederen die hun oorsprong vonden in onooglijke Griekse dorpen en afgelegen eilanden. Dan bent u zeer modern.
Antoine Légat